Ragouts

De meest bekende vorm van het gebruik van ragout is in Nederland het "pasteitje".

Een pasteitje of een videe is een rond, warm, hartig bladerdeeggebakje dat traditioneel met kippenragout of runderragout wordt gevuld. Soms wordt met pasteitje enkel het gebak bedoeld, maar meestal het gerecht dat bestaat uit het bladerdeeggebak en de daarbij horende vulling. Het gebakje lijkt op een rond doosje met een deksel. Een pasteitje wordt soms als tussengerecht of als voorgerecht geserveerd, maar vaak ook als hoofdgerecht met bv. friet, brood of rijst.
Mogelijk is het pasteitje al in Zuid Nederland bekend sinds de Franse Tijd. De uitvinder van het pasteitje zou de beroemde Franse kok Marie-Antoine Careme (Parijs, 1784-1833) zijn geweest. Hij zou per abuis bladerdeeg hebben gebruikt in plaats van kruimel- en korstdeeg. Toen de man zag dat uit het platte deeg een torenachtig gebak was ontstaan, zou hij hebben uitgeroepen: "Il vole au vent" (hij vliegt in de lucht) Dit zou verklaren waarom het gebakje in andere talen vol-au-vent wordt genoemd. Een andere naamsverklaring zou zijn dat de gebakjes zo licht waren dat ze met de wind zouden wegwaaien. In Vlaanderen wordt met vol-au-vent niet meer het gebakje bedoeld, maar de ragout die traditioneel wordt gebruikt als vulling van het pasteitje.

In de keuken van Opa worden 5 soorten ragout gemaakt:

Voorgebakken pasteitjes zijn verkrijgbaar bij de bakker of in de supermarkt. Het is de bedoeling dat eerst het deksel uit het pasteitje wordt gesneden, dan wordt het pasteitje met de deksel voorverwarmd in een oven. daarna worden ze gevuld met de ragout, afgedekt met het deksel en geserveerd.